Elizabeth Line: de ultieme gelijkmaker

De Elizabeth Line, de nieuwe Londense ondergrondse, wordt bijna opgeleverd. Alles imponeert aan dit project. Dit is het grootste architectuur- en infrastructuurproject in Europa: tien nieuwe stations zijn gebouwd en dertig stations opgewaardeerd. Honderd kilometer aan nieuw spoor doorkruist heel groot Londen. De schaal en ambitie van het project herinneren aan het idealisme en optimisme die ooit zo vanzelfsprekend waren in de architectuur.

Dit artikel verscheen eerder in De Architect

Als één van de 75.000 werkers in totaal had ik het geluk om mee te mogen werken aan onderdelen van de Elizabeth Line, zoals het Newham Wall kunstproject, veiligheidsschermen langs het spoor, en de dragers van de logo’s met de stationsnamen aan de spoorzijde.

De railarchitecten waar ik mee werkte zijn een klasse apart, en qua mentaliteit zeer verschillend van hun bovengrondse collega’s. Ze werken in de schaduw aan zeer complexe systemen waarvan een groot deel nooit door het publiek zal worden gezien. Ik herinner me de workshops waarbij elke ontwerpbeslissing moest worden verdedigd voor comités van wel twintig ingenieurs. Elk met hun eigen expertise, met ‘safety first’ als het leidende principe.

Bedenk bijvoorbeeld dat de treinen die de stations binnenrijden nog een snelheid hebben van 100 kilometer per uur, voordat ze afremmen langs de 200 meter lange perrons. Alle onderdelen moeten de klap van de winddruk kunnen weerstaan voor een periode van wel 120 jaar. Hoogspanningskabels schommelen drie meter boven de hoofden van het publiek. Tel daarbij op dat er tijdens de spits meer dan twintig treinen per uur stoppen aan elk perron, en elke trein plaats biedt aan 1.500 passagiers, en je begrijpt dat hier geen plaats is voor ontwerpfouten.

De Elizabeth Line is een zeldzaam toonbeeld van publieke ambitie in tijden waarin de markt alles moet bepalen.

Hoofdarchitect Julian Robinson vertelde me eens dat hij voor railarchitectuur had gekozen omdat hij zo kon werken aan een van de laatste grote publieke projecten. Voor hem was het een kwestie van idealisme. Hij refereerde daarbij aan de grote modernistische stadsvernieuwingsprojecten van vlak na de oorlog.

De sociale component sprak hem het meeste aan: de ondergrondse wordt door iedereen gebruikt. Hier ontmoet de hele stad elkaar, meer nog dan enig park of plein, die in Londen vooral nog door toeristen worden gebruikt. De meeste Londenaren gebruiken ook geen auto. De ondergrondse is daarmee de ultieme gelijkmaker die bovendien delen van de stad ontsluit die voorheen geïsoleerde enclaves waren.

De Elizabeth Line doet met visie en schaal niet onder voor die van de Oosterscheldekering destijds. Het is een project waar iedereen zich mee kan identificeren, en waar iedereen wat van vindt. Het bewijst dat er zelfs in tijden waarin alles door de markt moet worden bepaald nog steeds plaats is voor civiele architectuur – gemaakt voor en door ons allemaal.

De Elizabeth Line is daarmee een inspiratie. Het is niet alleen een toonbeeld van engineering en duurzaam transport, maar ook een monument voor idealisme en gemeenschapszin. Waarden waar grote behoefte aan is door de meervoudige crises waar we nu voor staan.


Posted

in categories